-
1 omgang
♦voorbeelden:de omgang met iemand afbreken • rompre avec qn.omgang hebben met iemand • fréquenter qn.; 〈 verkering〉 être (intimement) lié avec qn.aangenaam in de omgang zijn • être d'un commerce agréablegemakkelijk in de omgang • sociablelastig in de omgang • peu sociable -
2 relation
n. relatie; familielid; betrekking, verhouding, verband[ rilleesjn]3 betrekking ⇒ relatie, verband♦voorbeelden:have business relations with someone • handelsbetrekkingen onderhouden met iemandhave (sexual) relations with someone • geslachtelijke omgang met iemand hebben -
3 have (sexual) relations with someone
have (sexual) relations with someoneEnglish-Dutch dictionary > have (sexual) relations with someone
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Французский